Over het leven vóór de smartphone, een beeldschone Marlène de Wouters en sympathieke Outlaws

Heel lang geleden, toen zelfs de mensen nog met elkaar spraken omdat geen kat een smartphone had, nam ik als puber elke woensdag- en zaterdagmiddag de bus van Keerbergen naar de muziekschool in Mechelen.

Alleen de verplaatsing kostte me meer dan een uur, enkele reis.  Een notenleer-, gitaar- en dwarsfluitles later en de namiddag was voorbij.

Die busreizen deden we vanzelfsprekend zonder smartphone. We waren alleen in het hier en het nu verbonden met de wereld.

Toch waren die busritten allesbehalve saai. Ik maakte nieuwe vrienden, verslond boeken en studeerde af en toe voor de volgende dag.

Bovendien beleefde ik avonturen die vandaag ondenkbaar zijn.

Zo herinner ik me dat ik bij stevige vertragingen al liftend thuis trachtte te raken. Zonder de luxe van het mobieltje was er geen hulplijn om me te depanneren.

Eén van de sympathieke redders-in-nood bleek de oh zo knappe Marlène de Wouters, later bekend geworden op radio en tv. Ze pikte me op in een elegante groene Citroën GS, in tennistenue notabene. Geen enkele jaloerse klasgenoot die me geloofde wanneer ik haar beschreef. Ik heb nog maandenlang van die taxirit gedroomd.

Of die gure herfstdag dat ik in een willekeurig café op zoek ging naar een telefoon om het thuisfront op de hoogte te brengen van een fikse vertraging. Onwetend was ik als uitgeregende vijftienjarige binnengedrongen in het clublokaal van de Mechelse Outlaws. Die notoire motorbende stond bekend als levensgevaarlijk en crimineel.

Nog voor ik het wist kreeg ik een stevige pint getrakteerd, en daarna nog een. Weigeren was geen optie. Finaal bleken die bebaarde woestelingen even sympathiek als Marlène. Toch heb ik er nog maandenlang nachtmerries over gehad.

Ik vrees dat er mét smartphone geen sprake was geweest van al die herinneringen.

Vandaag zit de verzamelde jeugd op trein en bus naar Apples of Samsungs te staren. Muisstil dankzij de oortjes, met exclusief aandacht voor de wonderen van de digitale wereld. En loopt er onderweg iets mis, dan sturen ze snel een appje en… probleem opgelost!

Als man van middelbare leeftijd moet ik bekennen dat de smartphone intussen ook mijn leven flink heeft ingepalmd. Wachtend bij de tandarts, op de trein of luchthaven, thuis in de sofa (voor tv!) of in de ligzetel in de tuin, tijdens de snelle lunch tussen twee vergaderingen… altijd vind ik wel een goed excuus om te scrollen, te swipen en te liken.

En dan dringt zich een pijnlijke vraag op.

Hoeveel verrassende ontmoetingen, boeiende gesprekken en onverwachte verwikkelingen loop ik mis door die permanente digitale connectie? Als ik over tien jaar terugdenk aan deze tijd van mijn leven, welke herinneringen en verhalen zal ik niet kunnen vertellen omdat ik ze heb ingeruild voor dolle avonturen op Whatsapp, Strava, Wordfeud, VRT Max of Youtube?

Tijd voor actie, tijd voor een experiment. Het is hier en nu beslist, tijdens het schrijven van dit artikel: zo meteen diep ik mijn oude dumbphone terug op uit de rommella en probeer ik die nieuw leven in te blazen. Ik ga radicaal deconnecteren en kijken wat dat met een mensenleven doet.

Onmiddellijk na deze beslissing voel ik twijfels opborrelen. En tegenargumenten. Kan een drukbezette professional nog leven zonder smartphone? Verzaak ik als partner, vader of vriend niet aan mijn maatschappelijke plicht om altijd bereikbaar te zijn? Sta ik op het punt een betweterige smartass te worden, een contactloos buitenbeentje, een digitale marginaal? Wat ga ik doen met al die lege uren die me straks pardoes in de schoot vallen?

Tegelijk ervaar ik een gevoel van opluchting en herkenning. Het doorbreken van de vanzelfsprekendheid en de voorspelbaarheid herinnert me aan vervlogen tijden. Voor het eerst in jaren weet ik niet wat ik de rest van de dag en de rest van mijn leven mag verwachten.

Net zoals niet zo heel lang geleden, toen de mensen nog met elkaar spraken. En toen beeldschone Marlènes en woeste motorbendes zomaar vanuit het niets onze paden kruisten.